De vermeende voordelen van een verbod op drugs
De afgelopen maanden heeft het kabinet twee voorstellen gelanceerd om middelen die nu nog legaal zijn onder de werking van de Opiumwet te brengen. In december 2019 kondigde staatssecretaris Blokhuis (VWS) aan dat hij werkt aan een verbod op lachgas voor recreatief gebruik door het op lijst II van de Opiumwet te plaatsen en in maart 2020 ging een wetsvoorstel in consultatie, dat het mogelijk maakt stofgroepen te verbieden. Met dit voorstel komen straks hele groepen designerdrugs op (een nieuwe) lijst Ia van de Opiumwet te staan. “Staatssecretaris Blokhuis en minister Grapperhaus beogen hiermee zowel de volksgezondheid te beschermen als de productie en handel in deze stoffen tegen te gaan.”
Vanzelfsprekend zijn ondernemers die legaal handelen in lachgas of designerdrugs tegen een verbod. Niet alleen wordt hiermee de handel onmogelijk gemaakt, zij wijzen ook op de nadelen van een verbod. Verschillende ondernemers hebben zich verenigd om tegengas te bieden aan de voorstellen van het kabinet. Zij komen met verschillende alternatieven voor een verbod.
Lachgas
In reactie op de aankondiging van het verbod op lachgas heeft de BVLL (Branchevereniging van Lachgas leveranciers) een gedragscode opgesteld om de distributie en verkoop van lachgas in goede banen te leiden. Deze gedragscode moet het vertrouwen in de sector herstellen en het negatieve imago van de sector verminderen. De gedragscode bevat regels, zoals een minimum verkoopleeftijd van 18 jaar, een keurmerk voor bonafide ondernemers en meer aandacht voor voorlichting en preventie. Volgens de BVLL is deze vorm van zelfregulering een goed alternatief voor het verbod op lachgas. In een brief aan staatssecretaris Blokhuis (VWS) heeft de branchevereniging hem gevraagd kennis te nemen van de gedragscode en op korte termijn in overleg te treden met de sector.
De reactie van de staatssecretaris liet niet lang op zich wachten. Hij voelt niets voor het voorstel van de BVLL en houdt vast aan het verbod op lachgas dat hij eerder aankondigde, ook al is er geen meerderheid voor een verbod in de Tweede Kamer. Daarbij verwijst de staatssecretaris naar het advies van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs over de schadelijkheid van lachgas van november 2019. Opvallend genoeg staat in dit advies dat “plaatsing onder de Opiumwet een complexe maatregel lijkt om de doelen, het tegengaan van excessief gebruik en het tegengaan van gebruik onder jongeren, te bereiken.“ Een verbod zou “de criminele betrokkenheid kunnen vergroten” aldus de commissie.
De commissie ziet meer in het beperken van het aanbod van lachgas. Daarbij denkt de commissie aan het instellen van een gelimiteerde verpakkingsgrootte en aan het naleven van CLP en REACH regelgeving. Daarnaast ziet de commissie “een groot belang in het geven van voorlichting en het nemen van preventiemaatregelen”.
Met het opstellen van de gedragscode komt de BVLL tegemoet aan de aanbevelingen van het van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs. Desondanks gaat staatssecretaris Blokhuis door op de ingeslagen weg en weigert hij overleg te voeren met de sector.
“Helder is dat we niet gaan voor zelfregulering en ook de handelaren in recreatief gebruik niet betrekken bij de uitwerking.”
Ik vind het buitengewoon kwalijk dat een bewindspersoon meent op deze manier te moeten reageren. De sector heeft zich verenigd en zijn verantwoordelijkheid genomen door de aanbevelingen van de adviescommissie van het kabinet op te volgen. Als reactie daarop houdt het kabinet vast aan een verbod dat moeilijk te handhaven is en er bovendien toe leidt dat de verkoop van lachgas zich straks oncontroleerbaar onttrekt aan het reguliere circuit.
Stofgroepenverbod
In totaal waren er 133 reacties op het wetsvoorstel tot wijziging van de Opiumwet vanwege nieuwe psychoactieve stoffen dat in maart 2020 ter consultatie is voorgelegd. De reacties van de Vereniging Landelijk Overleg Smartproducten (VLOS), van KH Legal Advice namens de gezamenlijke importeurs en distributeurs van psychoactieve middelen, van de Nederlandse orde van advocaten en van Mondriaan en Jellinek hebben allemaal min of meer dezelfde boodschap. Het stofgroepenverbod is een disproportionele maatregel. Met een stofgroepenverbod worden ook stoffen verboden die geen psychoactieve werking hebben, niet schadelijk zijn voor de gezond of zelfs een heilzame werking hebben. Daarbij valt te denken aan geneesmiddelen, voedingssupplementen en voedingscomponenten. De schadelijkheid van deze stoffen is niet aangetoond, waardoor plaatsing onder de Opiumwet niet mogelijk is. Het voorstel leidt tot een schending van het legaliteitsbeginsel, omdat niet duidelijk is welke middelen straks allemaal onder de werking van de Opiumwet vallen. Ervaringen met andere stofgroepenverboden (o.a. in het Verenigd Koninkrijk en Polen) tonen aan dat de introductie van een stofgroepenverbod een omgekeerd effect sorteert en niet bijdraagt aan de bescherming van de volksgezondheid. Een stofgroepenverbod leidt tot meer drugsgebruik, meer incidenten en meer illegale drugshandel.
In 2012 waarschuwde het RIVM hier al voor in het rapport over de “Voor- en nadelen van generieke strafbaarstelling nieuwe psychoactieve stoffen”. Maar net als bij het RIVM-rapport over lachgas schuift het kabinet dit rapport liever terzijde. Daarbij gaat het kabinet er blijkbaar vanuit dat niemand deze rapporten leest en al helemaal niet dat iemand de aanbevelingen die erin staan overneemt. De rapporten dienen uitsluitend ter cosmetische onderbouwing van een verbod, waartoe het kabinet toch al had besloten. In Nederland is geen sprake van een “evidence-based” drugsbeleid, maar van vooringenomenheid.
Reguleren is beter dan verbieden, blijkt uit allerlei wetenschappelijke onderzoeken, maar het enige wapenfeit van het kabinet om iets in die geest te realiseren staat al maanden stil, zo blijkt uit het totale gebrek aan voortgang rond het wietexperiment. De meest “actuele” informatie dateert van december 2019. Betrokken gemeenten achten het inmiddels zo goed als onmogelijk dat gedurende deze kabinetsperiode nog wordt begonnen met het wietexperiment.
Het optuigen van een goed werkend systeem, waarbij de verkoop en distributie van bepaalde middelen wordt gereguleerd, is ook veel moeilijker dan het verbieden van deze middelen. Wellicht heeft het kabinet daarom een voorkeur voor een verbod. De heren politici zijn liever lui dan moe. Waarom zou je moeite doen om middelen te reguleren die je zelf toch niet gebruikt als je ze ook kunt verbieden?
Voordelen van een verbod?
Het kabinet lijkt niet te willen begrijpen dat de vraag niet afneemt als bepaalde middelen worden verboden. De voordelen van een verbod op lachgas en designerdrugs zijn mij volstrekt onduidelijk. Met een verbod is de kans verkeken op veilige en verantwoorde distributie van deze middelen. Een verbod van deze middelen gaat ten koste van de werkgelegenheid en van belastinginkomsten. Een verbod van deze middelen leidt tot de introductie van nieuwe, meer gevaarlijke middelen, die worden verkocht zonder enige controle op leeftijd, kwaliteit of herkomst. Een verbod van deze middelen leidt tot een toename van de inzet van politie en justitie en daarmee tot hoge kosten voor de samenleving. Een verbod van deze middelen leidt tot steeds verdere criminalisering van de consument. Een verbod van deze middelen leidt tot meer drugsgebruik, meer incidenten en meer illegale drugshandel. Een verbod van deze middelen draagt niet bij aan de bescherming van de volksgezondheid. En daar was het nu juist allemaal om te doen.
Bron: https://drugsinc.eu/de-vermeende-voordelen-van-een-verbod-op-drugs/